Verward liep ze door de gangen van het gebouw Degree, waar was iedereen toch. Wat was er gebeurd sinds ze het bos was ingevlucht. Iedereen leek weg, in haar kamer zag ze niemand. Buiten leek het uitgestorven. Andere kamers kwamen geen geluid, iedereen was gewoon weg. In de bossen leken alleen nog maar dieren te huizen en de eetzaal en andere plekken waren gewoon verlaten. Niemand leek hier nog te wonen, het was net een spookhuis. Hoe kon het dat ze niet had gemerkt dat iedereen was vertrokken. De deur zouden ze toch wel op slot doen als alles gesloten was.. Ze snapte het niet, waar was Fry, Daan. Waren die ook weg, gewoon zonder haar vertrokken. Waar was de leiding of andere kinderen waar ze de naam niet eens van wist.
Vermoeid stapte ze door de lege gangen van Degree. Ze verwachtte niet iemand tegen te komen, het leek erop dat het gebouw leeg was, niet dat iemand ooit nog terug zou keren. Wat moest ze nu, ook weggaan, terug de straat op. Ze zag niks aantrekkelijks in dat idee, hier hadden kinderen gewoond die niet anders waren dan haar, hier hadden haar eerste vrienden gewoont. Buiten was ze anders, daar wou ze toch niet bij zitten. Hier blijven dan maar, ook dat trok haar niet aan. Het gebouw en zijn terrein was zo groot, het voelde leeg en angstaanjagend om hier alleen al rond te dolen als een halve zombie. Wat kon ze anders, waren er wel andere opties mogenlijk. Al zou ze hier weg willen, waarmee. De stad was een stuk verderop en vervoer koste geld, geld dat ze niet bezat. Even dacht ze er over na om hier geld te zoeken, Degree was een tehuis maar ook een school, dat moest toch wel ergens geld hebben liggen. Op z'n minst genoeg voor een buskaartje naar een andere stad. Nee, al was er een kluis of iets waar ze geld in hadden, dan nog zou het waarschijnlijk streng beveiligd zijn voor de gaves van de kinderen hier in Degree. Anders werd het geld zo gestolen omdat iemand zich had veranderd in een beer of iets dergelijks om het slot open te breken of de kluiscode te kraken, wist zij veel. Ze zuchtte en ging in een kleermakerszit tegen de muur leunen. Iedereen was weg. Waarom kon zij dan niet vertrekken?
